zaterdag 11 september 2010

Zwarte korset - Black corset - 2009


Submissive model with corset- and high boots-fetish.

Onderdanig model met korset- en laarzen-fetish.


Size - Formaat: 50 x 65 cm,
Pastelpencils on Canson paper - Pastelpotlood op gekleurd papier


Op dinsdag 21 september 2010 kreeg ik een uitvoerige geinspireerde reaktie van een vriend, die helaas iets te lang was om in één stuk bij de reakties geplaatst te krijgen. Daarom plaats ik ze hieronder.

Reaktie van Jos Costermans:

Claudia en Sally

Mark, Claudia, Sally,

“L’Amour de loin.” Dat vind ik een mooie titel, ik hoor hem op maandagochtend op Klara. Je naakttekening waart als een spook door mijn hoofd.

Maîtresse Claudia, une dominatrice parisienne explique…“Le sado-masochisme est un aboutissement.” (Brenda B. Love)

Hoe tekende Mark haar? Zij beroert hem. Er was een vrouw, une femme vraie: zij poseerde. In grafietpotlood, met kleurpotloden of in pastel geeft Mark “haar” op het tekenblad weer. Présence, charme bij Claudia; inleving en artistiek gevoel bij Mark. ZIJ komt tot leven. In haar en met haar.

Getekend Mark Robson.


Het Canson-papier neemt haar op. Het is een opvallende creatie: de vrouw die zichzelf is. Ik zou haar willen ontmoeten. “ Zij is.” Zoals “God is”. Het kortste zinnetje dat ik bij de Broeders op school leerde. Ook zonder haar te begeren voel ik me tot haar aangetrokken.

“C’est permettre à la relation de subsister, c’est la nourrir.”(Id.)

Jij was met haar, Mark. De relatie tussen de kunstenaar en zijn model. Claudia is nabij.

Cette intimité tant espérée. Ik heb geen keuze, ik sta aan de zijlijn. Alleen een billet doux op een bierviltje vergezelt mij. Aan Luna, mijn verre maangodin.

Het was een prachtige enscenering, Mark. Zoals Claudia in haar zwartlederen tenue staat, haar zweepje in de aanslag, zou ik zo naar haar toestappen.

Oeverloos doorzindert zij mijn lijf. Haar een veeg geven kan niet. Claudia is mijn meesteres.

Zo heb ik mij haar een hele dag voorgesteld. Ik zag een dominante vrouw. Hoe dat kon is mij niet duidelijk. Ik moet een verklaring bij mezelf zoeken.

Later is nog tijd genoeg. Claudia verdwijnt achter de schermen. Sally komt gedwee binnen.

Ik ben nog in pyjama. Sally Hemings neemt mij mee naar boven. (Mag ik haar alsnog tekenen?).

Het is een zonnige maandagochtend. Ik zit in mijn fauteuil bij het raam, een tekenplank op mijn knie. “Labeur sans relâche”.

“Le fantasme d’esclavage, de soumission et de domination est aujourd’hui un jeu sexuel, une mise en scène, une représentation plus qu’un passage à l’acte." (Id.)

Luister je soms naar Klara, Sally? “Een genezende balsem.” Jij leeft, je bestaat. Mark heeft je vereeuwigd.

Ik ben een beetje jaloers. ZIJ, my goddess. Ooit poseerde zij. She made the rules. Bij haar moest het snel gebeuren: het penseel viel uit mijn handen, in mijn nervositeit stootte ik het waterpotje tegen de grond.

Ik was wild van haar. De verhoudingen op mijn tekenblad klopten niet. Ik kwakte aquarelverf op mijn kleren. ZIJ poseerde. Ik kon niet zomaar rustig blijven.

Het is lang geleden, ik wil het niet weten: Diane zit in mij.

Alles is anders bij Mark. Ik kan begrijpen dat jij je mantel opent en in tenue voor hem verschijnt.

Je bent gehoorzaam. Het hoort zo. Mark toont zijn meesterschap tegenover jou. Dat hij intuïtief met één hand het tekenblad vasthoudt, met zijn andere hand ergens aan de rand van de tekenplank steun zoekt: ik kan het mij voorstellen.

De bekoring in de woestijn valt hem ten deel.

Markus 1,12-13

1, 12: En terstond dreef Hem de Geest uit in de woestijn.

1, 13: En Hij was aldaar in de woestijn veertig dagen, verzocht van den satan, en was bij de wilde gedierten; en de engelen dienden Hem.

Je hebt stand gehouden, Mark. Sallly gunt het je.

ZIJ kleedt zich in een zwart korset, haar borsten blijven vrij, haar tepels gespannen. Haar lichaam is ingerijgd. Zij draagt soepele zwarte rijglaarzen tot op haar billen.

Ik leg Sally aan de ketting, zoals een paard aan een ring in de muur. Zo was het in de stal bij ons thuis.

Ooit werd ik misschien wel vastgebonden. Hugo, mijn derde broer, zegt van nee. En het paard werd met een touw vastgebonden. Het was Lies, een overjaarse zwarte merrie. Sally is een mooi wijfje.

Ik – ik kan het aan, met jou. Hoe onbeholpen, verscheurd en onwennig ik ook ben in het diepst van mijn gedachten. We waren thuis met vader en moeder, elf jongens – en de catechismus.

Loslaten kan ik jou niet. Ik zag je kleding in het uitstalraam van een winkel in de Nosestraat, vlakbij de St.-Pauluskerk in Antwerpen. Deze historische kerk werd in 1968 zwaar door brand beschadigd. Het gebeurde ’s nachts. Meisjes van plezier hielpen om de kunstwerken te redden. Jij zou het ook doen. Samen zouden wij het vuur en de duivel trotseren, zoals Mark dat heeft gedaan.

Eerstdaags wil ik de buurt van de Sint-Paulusplaats opnieuw bezoeken. Niet voor de kick. Heimwee, pure nostalgie. Het spleen overvalt mij.

Isabelle woonde op de Minderbroedersrui. Om de hoek was nog een andere handelszaak, gespecialiseerd in bizarre kledingstukken. Jarretelles, kinky kousen, brassières.

Er is meer, Sally. Vroeger had ik met jou de kerkers van het Steen kunnen bezoeken. Vandaag hou ik je hand vast. Mag ik met je begaan zijn?

Vergeefs zoek ik in mijn geheugen naar de naam van een kledingstuk dat jij op je lichaam draagt en waaraan je je jarretelles vastknoopt. Eindelijk kom ik op de naam: een guépière. Veertig jaar geleden kocht ik in Brussel dat lingeriestuk maat 38 in de Sint-Hubertusgalerijen. Spijtig dat ik je toen niet kende.

Antwerpen. Ik wandel in de oude stad, op zoek naar “Jan zonder Vrees”, een herberg gelegen aan het Krabbenstraatje. Ik herinner mij dat vader met ons naar de Bloedberg trok en van Moeder Neeltje vertelde, en van haar petekind, Jan zonder Vrees.

Ik vertel het je, Sally, omdat ik graag met jou op stap zou gaan; tijdens een mooie herfstdag, liefst een zaterdag, zo dat veel volk ons kan zien. Jij, in een zwarte mantel gehuld. We zouden een schoon koppel zijn.

Uiteindelijk keer ik op mijn passen terug. Op het einde van de Braderijstraat is er die grote antiquarische boekwinkel. Je bent er welkom, Claudia. Jij vergezelt me, Sally, zoals lang geleden in Virginia. Weet je nog?

We kunnen een praatje slaan met de oude heer Brocatus. Het wordt beslist een wijs gesprek.

Sorry, dat ik je alleen liet, Mark. Ik vertoef nog steeds bij Sally en Claudia. Naast andere tekeningen zou ik ze in een boek willen bewaren. Een boek met velerlei wisselende ontboezemingen. Mijn scrapbook van tops en bottoms.

Misschien mag ik Claudia helpen, als ze zich van haar attributen ontdoet.

E n h a a r a a n r a k e n.

Ik ben niet alleen. Anderen willen hetzelfde doen. Claudia staat haar mannetje. Alleen zij voorkomt dat iedereen naar de aquarelschets graait en zij er een verkreukt en beduimeld werk aan overhoudt.

Veel kandidaten komen op jou af, Sally. Daarom, misschien ben je wel Madame Nitouche. (Ik kan het mij niet voorstellen.) Misschien ontwijkt Mark mijn uitweidingen. Misschien heb ik woorden nodig om te overleven. Ich brauche eine Frau. Al die misschiens haal ik bij Kristien Hemmerechts’ “Altijd met uw gezever, gij”.

Ik moet stoppen, Claudia. Sally liet me haar speeksel proeven. Ik houd van haar tongetje, ik vroeg het haar.

Op Marks geleerde blog Corpus Universalis kan ik op je inzoomen. Delen van je lichaam en je tenue bewonderen. Mes phantasmes récurrents. “Je doet maar”, zeg ik tegen mezelf. Zo hou ik mij bezig. Mijn kop thee is leeg.

Samen een hete kop Darjeeling thee drinken. Onderhand ben ik niet alleen. Het klinkt zo aandoenlijk. Mocht ik je benoemen? Diane is een bewogen naam, Luna was verzonnen. Haar koosnaampje. Claudia klinkt voornaam. En Sally, my dear sweetheart. Zij verhoort mij: haar liefde is zacht en onvoorwaardelijk.

Toi, ma grande inconnue. Het is echt je entree. Even stel ik me voor dat je hier bent, met mij in het midden van die erg chaotische woonkamer. Mark was hier. Met jou zou ik trachten mijn verwarring te beheersen.

Ik heb je nodig.

“Ein feste Burg ist unser Gott.“ (Martin Luther – cfr Psalm 46)

In 1525 huwde Luther Katharina von Bora. Zij was zestien jaar jonger dan Luther. Katharina had humor en persoonlijkheid. “Ich bin an meine Käthe gekettet und der Welt abgestorben.“ Met andere nonnen, en verstopt in haringtonnen, was zij in de paasnacht van 5 april 1523 uit het klooster gevlucht.

“Hier steh’ ich, ich kann nicht anders, Gott helfe mir! Amen!”(Luther, Rijksdag Worms 18 april 1521)

Ik heb nood aan tafelgesprekken.

’s Nachts vraag ik mij af waar ik het vandaan haal om Martin Luther bij Mark Robson’s erotische tekening te betrekken. Het lijkt bijna op blasfemie: Luther, een bijbelvast man.

Diane (°1952) ontbreekt mij. “Onverhoorde gebeden”, zoals ook Jeroen Brouwers die wellicht heeft gekend.

Toen ik de bladzijde van dit cahier omdraaide werd ik mij bewust dat Mark toekeek. Hij merkt hoe ik mij gaandeweg in mijn monologen vergaloppeer.

Het was een genoegen om van gedachten en gevoelens te kunnen wisselen. Out of the blue.

Sally leeft in je tekening, Mark. ZIJ blijft een mysterie. Wie is zij?

Ik ga The Raven van Poe herlezen. Quoth the raven, “Nevermore.”

En een Steinbach-tekenblad van 25O g/m2 nemen en met zwarte krijtjes, zachte en harde, over het papier krabbelen.

Daarmee reageer ik mij af. Misschien komen er gaten in het papier. Ik weet het niet. Het wordt tijd dat ik mijn vulpen terugvind, om het rustiger aan te doen. Die stylo’s schrijven slecht.

Gelukkig ben jij daar. Vannacht slaap ik met mijn teddybeer. De nacht brengt raad. Vurige dromen, gewilligheid “en ook weemoedigheid die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.” (Uit het gedicht Het Huwelijk van Willem Elsschot)

Wanneer slaap ik met jou, Sally?


jos.costermans@hotmail.com






1 opmerking:

  1. Jos Costermans:

    Dank voor Claudia en Sally

    Het was verschieten toen ik je blog opende en daar mijn proza van 1570 woorden bij Sally zag staan.
    Sally, de concubine van Thomas Jefferson, derde president van de U.S.A.

    Ik was overweldigd, verbluft keek ik ernaar. Sally and I. De muren rond mij storten bijna in...de chaos, die je zag, is nog verergerd.
    J.C.: obsessief-compulsieve stoornis? Die teksten hielden niet op.

    Vandaag zou ik nog een zin kunnen toevoegen uit De Imitatione Christi - Over de navolging van Christus. De Franse vertaling van l'abbé F. de Lamennais heeft het over: Je suis oppressé de misère, et comme un prisonnier chargé de fer... et jetiez sur moi un regard d'amour.
    Een heel vroege tekst luidt in het Nederlands: Ik ben door ellenden verdrukt en als eenen / gevangenen met boeyen beladen, tot dat gy / my door het licht van uwe tegenwoordigheyd / komt vermaken en verlossen en mij uw / vriendelyk aanschyn toonen. (Boek III; Hst. XXI, 4).

    In het Frans was dat "un regard d'amour" , als in een minnebrief. Dát zou een kortere reactie geweest zijn. Wat weeerhoudt me? Je tekening brengt wat teweeg in mijn geest. Klaarblijkelijk is er iets aan de hand. Jij kon je beperken tot die ene vrouw ...ik was her en der bezig om "haar" te ontmoeten en strooide vrouwen in het rond. Samen mochten wij de tafelgesprekken van Luther volgen. Als het kon zou Käthe bij de Tischgespräche aanwezig zijn. Zij was een knappe vrouw. Luther had geluk.
    Bij mij komt het tot een "verdwazing". Het woord "non" was onvoldoende en zo ging dat maar door. Ik zou met Katharina von Bora mee in een harington gekropen zijn.
    Une vraie femme of une femme vraie. Ik wilde het weten. En niet Mam'zelle Nitouche, nee, Sally was anders. Zo is dat blijven duren, tot mijn tekening met zwart krijt, uiteindelijk "sans trous".

    Tot slot, Mark, het is laat geworden. Bedankt voor het opnemen van m'n gewrocht.
    Jos

    BeantwoordenVerwijderen